Bij het aannemen van personeel komen veel (juridische) zaken kijken. Zo moet er nagedacht worden over het aan te bieden salaris, een eventuele proeftijd, het aanbieden van een vast contract of een tijdelijk contract, etc. In eerste instantie kiezen werkgevers er vaak voor om een tijdelijk contract aan te bieden. Daarvan mogen er drie achtereen worden aangeboden, zo lang deze de duur van twee jaar niet overschrijden.
Werkgevers dienen echter wel waakzaam te zijn als het einde van het contract in zicht is. Om te voorkomen dat een arbeidsovereenkomst ongewild wordt verlengd of wordt omgezet in een dienstverband van onbepaalde tijd, dienen werkgevers goed op te letten en juist te handelen. Dat dit ook goed mis kan gaan, blijkt bijvoorbeeld uit de volgende uitspraak van het gerechtshof Amsterdam.
In deze zaak hebben werkgever en werknemer een arbeidsovereenkomst voor de duur van een half jaar gesloten. Na afloop van de termijn gaat de werknemer in gesprek met zijn leidinggevende met de vraag of zijn contract verlengd zal worden. In dit gesprek geeft de leidinggevende aan dat het contract inderdaad zal worden verlengd. Dit wordt per e-mail nog bevestigd waarbij tevens wordt toegezegd dat het salaris iets zal worden verhoogd. Over de duur van het nieuwe contract is niet gesproken.
Een week later komt de werkgever, bij monde van de directeur, echter op deze toezegging terug en geeft aan dat er na intern overleg is besloten om het contract toch niet te verlengen. De werknemer gaat daarmee niet akkoord. Immers was er door de leidinggevende toegezegd dat het contract verlengd zou gaan worden. Werkgever stelt zich vervolgens op het standpunt dat de leidinggevende niet bevoegd zou zijn geweest om dergelijke toezeggingen te doen en dat de werknemer maar moest accepteren dat het dienstverband was geëindigd. De werknemer werd niet meer opgeroepen om te komen werken.
De werknemer laat het hier niet bij zitten en stapt naar de rechter. De kantonrechter, en later in hoger beroep ook het gerechtshof, oordelen als volgt. De werknemer mocht er inderdaad op vertrouwen dat hij met de bevoegde personen om tafel zat bij het bespreken van het verdere verloop van de arbeidsovereenkomst. Uit de e-mail met toezegging van de leidinggevende blijkt bovendien niet dat daarin een voorbehoud is opgenomen. Daarbij komt dat, nu alle communicatie via de leidinggevende verliep, de werknemer ervan uit mocht gaan dat de leidinggevende bevoegd was om het contract te verlengen. Dit betekent dat het contract van de werknemer verlengd is.
Het gerechtshof oordeelt wel dat er geen sprake is van een verlenging van onbepaalde tijd maar voor de duur van een half jaar, gelijk aan de eerste overeenkomt. Dit betekent dat de werkgever uiteindelijk nog voor zes maanden salaris, te vermeerderen met rente, verhogingen, buitengerechtelijke- en proceskosten dient te voldoen aan de werknemer. Al met al een flinke kostenpost terwijl de werknemer gedurende dat half jaar geen dag heeft gewerkt.
Gelet op voornoemde uitspraak kan het advies aan werkgevers niet anders luiden dan zeer zorgvuldig te zijn met (laten) doen van toezeggingen tot verlenging van arbeidsovereenkomsten. Het is altijd verstandig om u vooraf goed te laten informeren om hoge kosten na afloop te voorkomen.